|
Stadslegendes en
vertellingen
[de
duivelshond van Damme] [de zeemeermin van Damme] [het
mirakelkruis van Damme]
[de klokken van de Moerkerkse
put]
[Lapscheure en de duivelsschuur]
» Goede raad: slaat ze
niet in de wind!
Loop 's
nachts niet langs de kreken, want de waterduivel zal u nemen; hij zal
lutteren met zijn ketenen en u in de putten proberen te vergeven!
Als gij des nachts loopt langs de Moerkerkse put en
gij ziet 2 stalkaarsen branden rond deze lugubere plek, gaat dan niet
dichter want de kwelduvel probeert u te strikken. Hier waart nog
de geest van een oude toveresse; steekt zij haar hand uit dan sterven de
dieren en worden de mensen ziek...
» De
duivelshond van Damme
Lang geleden, in den 12den eeuw,
bij het begin van wat later de stad Damme zou worden, werkten de mensen
noest om hun land te beschermen tegen het wassende water. Zij
bouwden dijken om het water van hun velden en uit hun huizen te
houden.
Op een zekere nacht hoorden zij een gehuil dat door merg
en been ging; een watergeest in de gedaante van een hond joeg de
bewoners van het plaatsje Damme de stuipen op het lijf. Drie
nachten lang duurde het en ene hevigen storm brak los. De dijken
konden het geweld van het water niet houden en de zee sloeg ene bres in
de dijken. De duivelshond bracht het noodlot naar het dorp.
De dijkbouwers konden echter de hond vatten en sloegen hem de kop in en
zij wierpen het lijk in het gat. Als bij wonder hield de dijk het
en was Damme gered. Daarom heette Damme in den beginne Hondesdamme
en draagt de stad een hond in haar wapen. Aldus de legende...
» De
zeemeermin van Damme
In een ver verleden vingen Damse vissers een zeemeermin, Cassandra
geheten, in het Zwin. In plaats van haar terug in de zee te
werpen, brachten zij hun trofee mee naar Damme,
waar ze op de markt voor geld tentoon werd gesteld. Na 3 dagen
vernedering en uitdroging had Cassandra genoeg van het gedrag van de
Dammenaars, en sprak ze een vloek uit over de stad. Damme zou
vergaan. Cassandra moest boeten voor haar vloek; ze werd in een
put geworpen waar ze stierf van verdriet. De vloek van Cassandra
was nog bijna uitgekomen... De meerminnenput bevindt zich in de
buurt van het restaurant "de Siphon" en als je goed kijkt, dan
zie je de zeemeermin in nog in het Damse: namelijk als windvaan op de
molens.
» Het
mirakelkruis van Damme
Volgens een legende haalden Damse vissers in de 12e eeuw een kruis
uit de zee. Aan het kruis werden mirakuleuze krachten
toegeschreven en het wordt dan ook sinds vele eeuwen aanbeden. Zes
mirakels (waarvan er schilderijen in de kerk hangen) worden aan het
kruis toegeschreven: een verrijzenis van een scheepsmaat, iemand die
niet meer kon lopen werd weer gezond, een dood kind werd weer levend,
een ziek kind werd genezen, een blinde kon weer zien en een jonge man
die meer dan een jaar het bed niet uit kon, werd weer gezond. Het
kruis werd echter tijdens de beeldenstorm vernield en nadien vervangen
door een nieuw. Dit heilige kruis bevindt zich in de kerk van
Damme en wordt nog ieder jaar in een ommegang door de stad gedragen en
ook in de Heilige Bloedprocessie wordt het meegedragen.
» De
klokken van de Moerkerkse put
Ten tijde van de
oorlog moesten de mensen vluchten. Een boer voerde de klok van de
kerk van Moerkerke naar Lapscheure. Op zijn weg moest hij langs de
Moerkerkse put passeren. Maar door een onvoorzichtigheid sukkelde
hij van de weg (aarden slijkwegel) en viel de klok in de put. De
boer probeerde de klok er met zijn paarden terug uit te trekken.
Jammer genoeg ging het niet goed om de zware klok er uit te krijgen en
de boer slaakte een grote vloek. Bij het horen van deze
heiligschennis, zakte de klok prompt dieper in de put. Nooit heeft
men ze er uit gekregen, maar als je hier op Kerstdag passeert dan hoor
je de klok weer luiden...
» Lapscheure
en de duivelsschuur (door Guido Vermeersch)
Duizend
jaren geleden kwamen landbouwers
hier de vruchtbare poldergronden bewerken.
Ze zaaiden en maaiden, en kregen rijke oogsten.
Zo kwam ook boer Florus met zijn vrouw Trientje, met
paard en kar, zich van
uit de zandstreek vestigen in
onze streek.
Weldra verrezen enkele korenschelven op het erf.
Maar hij droomde van een grote schuur, een scheure” zoals ze hier
zeggen, waarin hij alles kon
bergen: zijn vee, de oogst en het alaam.
Toen hij op een zondagmorgen naar de kapel stapte en de grote schuur van
boer Karel bewonderde, maar ook bedacht dat hij nog niet genoeg
spaarcenten in zijn kous had, hoorde hij plots een zware stem achter zich:
- Florus, dat is een prachtige schuur, eh! Daar droom je van, eh!
Florus draait zich verrast om, maar kijkt recht in de ogen van… de
duivel. Hij gaat plots vlugger stappen, maar die stem gaat verder:
- Ik weet dat ge in God gelooft, maar al uw schietgebedjes zullen toch
niet verhoord worden. “Ik” kan u helpen.
- Hoe zoudt gij dat kunnen? Pastoor Volcranus zegt dat God veel meer kan
dan gij.
- Ge laat u maar wat wijsmaken. Kijk, ik doe u een voorstel: ik bouw voor
u een schuur, met alles er op er aan, minstens zo groot als die van Karel.
- Maar ik heb geen geld genoeg.
- Het kost u niets. Het enige wat ik vraag is: uw ziel aan mij
verkopen. En dan staat hier morgenvroeg, voor de haan gekraaid
heeft, een spiksplinternieuwe schuur.
- Dat kan niet, zegt Florus.
- Denk er nog eens over na; deze namiddag, om vijf uur stipt, sta
ik bij uw korenschelven. Zeg niets tegen Trientje.
Voor Florus nog iets kan zeggen is de duivel verdwenen.
De hele dag is Florus niet op zijn gemak. In de kerk durft hij bijna niet
opkijken. Zijn ziel verkopen of geen schuur!? Twijfel overmant hem.
Maar om vijf uur is hij op post bij de korenschelven. De duivel verzekert
hem nogmaals dat de schuur er morgenvroeg, voor dag en dauw, kant en klaar
zal staan.
En Florus verkoopt zijn ziel.
’s Avonds ontkurkt hij een flesje wijn om goed te kunnen slapen en niet
te moeten liggen woelen in zijn bed; ook zijn Trientje drinkt een paar
glaasjes mee.
Ze duiken vlug onder de wol en weldra wordt het stil in en rond de hoeve.
Van zodra het donker is -duivels
schuwen het daglicht- wordt
alle materiaal aangebracht en wel honderd donkere gedaanten sluipen rond,
metselen steen op steen, leggen zware eiken balken
om het dak te ondersteunen, en leggen er vakkundig de rieten garven
op.
Maar plots. Gerammel aan de achterdeur! Wie verschijnt daar nu? Trientje,
slaapdronken, strompelt tastend langs de muur naar ’t Vertrek.
Door al dat lawaai schrikt de haan in het hennenkot wakker, denkt dat
het al morgen is en fladdert het krakkemikkige laddertje af. Hij stapt
naar de mesthoop en begint daar onverhoeds te kraaien, zoals alleen hanen
dat kunnen.
De duivels schrikken zich een bult. Als de haan kraait, betekent dit dat
het dag wordt. Duivels zijn bang van het licht. Ze laten alles vallen,
zetten het op een lopen en
verdwijnen in de nog donkere nacht.
Trientje, niet gewoon ’s avonds nog wat te drinken,
had, vroeger dan voorzien, een natuurlijke behoefte gevoeld waar ze
niet kon aan weerstaan.
Florus was ook wakker geschrokken,
trok zijn broek aan en rende in bange verwachting naar buiten. Daar zag
hij Trientje, in haar wapperende nachtgewaad, staan kijken naar een donker
gevaarte. Maar… dat was… de schuur.
Trien keek onbegrijpend naar haar man en weer naar het gebouw.
- Florus, wat betekent dat?
Florus zei niets, kwam een stapje dichter; allerlei gedachten spookten
door zijn hoofd: de duivel, zijn ziel. Was hij nu zijn ziel kwijt? Maar
neen, hij voelde niets. Zijn schuur stond daar, zoals de duivel beloofd
had. De spanning begon een beetje van hem af te vallen. Hij zei nog altijd
niets. Hij ging wat verder en kon in het rijzende morgenlicht
duidelijk de muren zien met de steunberen en het rieten dak.
Plots bleef hij staan! Wat bleek? Het
dak was slechts gedeeltelijk afgewerkt.
Trien werd kwaad.
- Gaat ge mij nu eindelijk eens vertellen wat er gebeurd is?
Ondertussen was het licht geworden. Florus keek hulpeloos naar zijn Trien
en duwde haar zachtjes naar binnen. Met horten en stoten deed hij haar het
verhaal.
De schuur stond er, hoewel niet volledig afgwerkt; en zijn ziel was hij
niet kwijt.
Er zal niets anders opzitten dan zelf
nu verder dat gat in het dak, met patattezakken,
op te lappen.
Sindsdien wordt het dorp dat daar ontstaan is, genoemd naar die
opge”lap”te “scheure”:
LAPSCHEURE.
|
|